Het etiket "samenwonend koppel" brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Althans, dat gevoel heb ik sinds we anderhalve maand geleden verhuisden.
Tevoren deelden we wel dezelfde kamers en sliepen we in hetzelfde grote bed, maar dat waren oorspronkelijk
zijn kamers en
zijn bed geweest, en ik bleef degene die bij
hem was ingetrokken. De meubeltjes waren van hem of van mij; de TV was van hem, maar de stereo was van mij, net als de auto - al betaalden we wel samen de benzine. Enkel de pas aangekochte kleerkast konden we echt "de onze" noemen. Niet dat we elkaar met geweld het gebruiksrecht van onze respectievelijke eigendommen hebben moeten afdwingen, integendeel: alles - op een paar zeldzame uitzonderingen na, zoals zijn laptop en mijn speciaal gekochte tekenstiftjes - werd van meet af aan met het grootste gemak gedeeld.
Maar "zijn" stulpje is toch nooit helemaal het mijne geworden, hoe hard ik ook probeerde om, samen met al de foto's en decoratiespulletjes die ik er binnen sjouwde, ook mijn hart erheen te verhuizen.
Nu we in het appartement wonen dat we samen hebben uitgezocht, kunnen luieren in de zetels die we samen hebben gekozen, en wekelijks de tapijtjes moeten stofzuigen die we allebei zo mooi vonden - maar waar we intussen al meermaals op gevloekt hebben omdat ze zo gauw vies worden - is de officiële bevordering tot "samenwonenden" er als vanzelf gekomen. Tegelijkertijd is "het appartement" ook plots "ons appartement" geworden, en zelfs zijn laptop noem ik al "de laptop", al "de onze" nog nét iets te hoog gegrepen.
Zo'n gevoel van evenwicht -
niets van mij maar alles van ons - is heerlijk. Maar, zoals ik al zei, benamingen als "ons huis" en "onze nieuwe meubels" brengen al gauw heel wat verantwoordelijkheid met zich mee. Zo hebben we in de meubels in kwestie redelijk wat centjes geïnvesteerd, in de hoop natuurlijk dat ze zo lang zullen meegaan als nodig is. Dat vergt vanzelfsprekend de nodige zorgzaamheid, en dus besloten we een aantal levensnoodzakelijke
"policies" in te voeren.
Vanaf dag één maakten we het een
policy om geen zware spullen, handtassen of zakken met boodschappen op de nieuwe sofa te zetten. Het bleef eveneens verboden - maar dat was al langer zo - om koekjes te eten boven "de" laptop, of met koekjesvingers op het toetsenbord te tikken.
Een volgende
policy, ditmaal op mijn initiatief, bestond eruit geen rommel meer neer te zetten in de woonkamer. Waarop jongen C. prompt de
policy invoerde om de nieuwe wasmachine en droogkast enkel na half tien 's avonds te gebruiken, kwestie van te profiteren van het nachttarief. En zo gingen we vrolijk door: hoe meer regels, hoe minder zorgen, en hoe meer geluk - althans zo dacht ik.
Maar regels nemen niet altijd zorgen weg; als je er niet heel voorzichtig mee omspringt, kunnen ze ook heel snel een zorg op zich worden. Wanneer een richtlijn een obsessie wordt, is het hek helemaal van de dam, en wordt het naleven van die hele waslijst aan regeltjes al gauw een stresserende bezigheid. Op de duur is niets meer goed of mooi of netjes genoeg - en nee, dat maakt
echt niet gelukkiger!
En dus zoeken we nu naar een evenwicht. Dat valt soms helemaal niet mee, want ik ben nu eenmaal een onverbeterlijke perfectionist - net als jongen C., al wil hij dat niet altijd toegeven. Maar tegelijkertijd snakken we allebei naar wat rust, en naar de vrijheid om "nee" te durven zeggen: "nee, ik ruim nu niet op"; "nee, dan blijft de afwas maar staan; ik ben moe".
We zijn er ons maar al te goed van bewust dat we nooit meer zo jong en zorgeloos zullen zijn als nu; eens getrouwd, met kindjes, is de rust meestal een stuk verder te zoeken. En dus moeten we
nu leven, en genieten van wat we hebben, zonder te overdrijven.
Want we hebben veel, heel veel. Zo veel zelfs, dat we soms door de bomen het bos niet meer zien: lieve ouders, toffe vrienden, fijne collega's, een goede job, en genoeg geld om comfortabel te leven... al zullen we wellicht nooit rijk worden. Maar dat hoeft ook niet; we zijn meer dan rijk genoeg aan andere dingen.